
Het ultieme vrijwilligerswerk is waarschijnlijk afreizen naar een oorlogsgebied om daar te helpen. Levensgevaarlijk natuurlijk. Waarom zou je dat doen?
In de basistraining van de Vrijwilligersacademie staat motivatie van vrijwilligers vast op de agenda. Omdat blijkt hoe scherper je deze hebt, hoe langer je het vrijwilligerswerk volhoudt. Vaak zeggen mensen dat ze een ander willen helpen door concreet hulp aan te bieden bij financiën of eenzaamheid. Soms doen ze het juist meer voor zichzelf zodat ze bijvoorbeeld weer wat meer structuur krijgen in hun leven of ze willen zich wel eens in een andere Amsterdamse bubbel begeven.
De hoofdpersonen van Jorien Wallast’s waargebeurde knappe boek Saluut Batavia hebben ergens dezelfde motieven om lid te worden van het Vrouwenkorps van het Koninklijk Nederlandsch Indisch leger.
We schrijven Augustus 1945 en de wereld staat op zijn kop. De tweede wereldoorlog is net beëindigd en de Japanners hebben gecapituleerd in Nederlandsch Indië. Nederland wil weer de baas zijn in de Gordel van de Smaragd. Daarvoor zijn veel troepen nodig waaronder ook een vrouwenkorps voor de ondersteuning.
Vooral hele jonge vrouwen geven zich daarvoor op. De bijvoorbeeld zestienjarige Tilly woont op het in haar ogen saaie Curaçao en ziet in de bioscoop de film Mrs. Minver. Dit verhaal gaat over een doodgewone Amerikaanse die haar gezin door de oorlog loodst. Een zucht naar avontuur en deze film inspireren Tilly om zich op te geven voor het Vrouwenkorps. Avonturen krijgt ze: ze beleeft vanaf haar training in de Verenigde Staten het ene na het andere.
Een van de andere soldates die Wallast via zorgvuldige constructies tot leven wekt is Claartje. Dit joodse meisje overleeft met haar ouders concentratiekamp Theresienstadt. Meteen bij thuiskomst wil ze haar zussen gaan zoeken in Indië. Ze ontdekt dat ze via deelname aan het vrouwenkorps daar gratis en snel naar af kan reizen.
In totaal volgt de auteur 5 meisjes en ze maken ongelooflijk veel mee in deze chaotische tijd. Het leger plaatst ze op allerlei plekken van Sri Lanka tot Australië. Eén soldate neemt vliegtuigen in Indonesië alsof het trams zijn op het Leidse Plein. Tilly ontmoet een hartsvriendin waarmee ze overal en nergens gewonde soldaten gaat verplegen. Al gauw wordt duidelijk dat dit bij lange na niet zo idyllisch is als in de Hollywoodfilm die ze zag. Claartje vindt tot haar grote opluchting haar zussen en gaat aan de slag als welfare officer (activiteitenbegeleider) in kampen. Veel Nederlanders kunnen die ondanks de bevrijding nog niet verlaten, omdat de Indonesiërs begonnen zijn met hun revolutie en de situatie steeds gevaarlijker wordt.
Dit boek bereikt een climax als de meisjes na allerlei belevenissen samenkomen in Batavia (het huidige Jakarta). De kogels fluiten bij wijze van spreken om hun oren en sommige maken gruwelijke dingen mee. Van het vooroorlogse kolonistenleven is bijna niets meer over en ook de geallieerden vinden dat de Nederlanders de macht moeten opgeven. Het is bijzonder hoe dit boek deze tijd tevoorschijn tovert en je je in het Indië waant van 1945 en 46.
Langzaam groeit het besef dat de weg terug de enige optie is. Tilly heeft meer avonturen beleeft dan een ander mens in een heel leven en Claartje heeft haar zussen gevonden. Daarnaast hebben ze geleerd dat ze veel meer in hun mars hadden dan ze ooit van tevoren hadden gedacht.
Dit laatste is iets wat veel vrijwilligers die de verschillende uitdagingen in Amsterdam aangaan ook zullen herkennen.

Image by Iqbal Nuril Anwar from Pixabay